Skip to content

Calprotectine in serum

biomarker voor aanvullende laboratoriumdiagnostiek bij myasthenia gravis

Bij myasthenia gravis veroorzaken autoantilichamen een verstoring in de neuromusculaire transmissie door de acetylcholinereceptoren op de motorische eindplaat te blokkeren. De antilichamen gebonden aan de acetylcholinereceptor leiden tot activering van het complementsysteem met opeenvolgende vernietiging van het postsynaptische membraan. In Duitsland is de prevalentie van de ziekte 4 tot 10 per 100.000 inwoners, de incidentie is ongeveer 1 per 100.000 inwoners. In het geval van gegeneraliseerde myasthenia gravis zijn specifieke autoantilichamen aantoonbaar in het serum van meer dan 80% van de patiënten.

Een dysbiose van het darmmicrobioom wordt beschouwd als een van de etiologische factoren bij de ontwikkeling van myasthenia gravis, zodat in een onderzoek van de Charité calprotectine in het serum werd beschouwd als een potentiële biomarker voor ziekteactiviteit. Het bleek dat de gemiddelde calprotectinespiegels in serum (n = 251) significant verhoogd waren vergeleken met controles (n = 90) (4,3 μg/ml vs. 2,1 μg/ml; p < 0,0001). Serum calprotectinespiegels correleerden ook met de ernst van de ziekte. De auteurs concluderen dat de bepaling van calprotectine in serum een veelbelovende biomarker kan zijn bij de laboratoriumdiagnose van deze ziekte.

Voor de bepaling hebben we ongeveer 0,5 ml zo vers mogelijk serum nodig, dat zo snel mogelijk na het einde van de stolling moet worden verkregen, dat vrij is van leukocyten en dat 30 dagen stabiel is als het bij 2-8 °C in de koelkast wordt bewaard. Om analyseproblemen als gevolg van lipaemie te voorkomen, mag de patiënt 12 uur voordat het bloedmonster wordt afgenomen niet eten.